Van kramp en rubber
Het is op een buitengewoon mooie donderdagavond dat er een bijzondere samenscholing plaatsvindt van mannen en vrouwen in zwarte rubberen pakken bij de witte brug in Kockengen. Een enkeling heeft gewoon een badpak of zwembroek aan, maar dat is toch een hele kleine minderheid. En dit ondanks een buitentemperatuur van al gauw 27 graden.
Met een vrachtwagen wordt deze rubberen verzameling afgeleverd bij Portengensebrug. Daar wachten al een paar grijze rubberen bootjes hen op. Zij zijn zo vriendelijk om ons te begeleiden tijdens onze tocht, samen met een kanopolo’er, ook al in een zwart rubber pak. Met 34 zijn we gekomen om de toenemende westenwind op de Grote Heicop te trotseren in de zogenaamde bruggenrace. De opzet van de bruggenrace is simpel: zwem alsmaar rechtdoor, bij de T-splitsing naar links. De uitvoering daarentegen is een heel ander verhaal.
Om exact half zeven klinkt het startsignaal. Binnen twee minuten hebben de vrijeslagzwemmers zich uit de voeten gemaakt. Ik kijk om me heen en zie nog een paar schoolslagzwemmers dobberen. We hebben wel meteen voldoende ruimte. Heel vroeger kon ik dat ook, een tijdlang achter elkaar borstcrawl zwemmen, maar die tijd ligt alweer heel lang in het verleden. Nu is het behelpen met de schoolslag.
Al vrij snel krijgen we het eenzame huis aan het water in zicht. Voor mijn gevoel is het net zo ver van Portengensebrug naar dat huis, als van het huis naar Eiland in ’t Weiland. Dat is dus niet zo. De euforie van “Dat schiet lekker op”, verandert in het hoofd al gauw in “Waar blijft dat pontje”. Zonder bril kan ik het sowieso niets zien, dus dat is een beetje behelpen. Gelukkig loopt Herma met ons mee en spreekt bemoedigende woorden. En ik haal Kees in, dus dat is goed voor de moraal.
Ondertussen lijkt het of het riet steeds platter geblazen wordt door de wind. Met ademhalen moet je ook opletten om geen slok slootwater binnen te krijgen. Maar eindelijk doemt het pontje op in de mist van mijn min-zeven-ogen. Dus al snel kan ik de bocht om en is het water vlak en stil. Wat een verademing! Zou Ruud al aan zijn eerste biertje zitten?
Voor de eerste keer krijg ik kramp in mijn kuit. Nog niet zo heftig dus even wat op de rug zwemmen en het schiet er langzaam weer uit. Voordeel van zo’n pak is dat je geen moeite hoeft te doen om te blijven drijven. Maar even proberen om wat kortere slagen te zwemmen met iets minder kracht. Een paar honderd meter verder slaat het weer toe, in de andere kuit, maar nu doet het wel echt pijn. Even drijven en weer verder. Dit recept herhaalt zich nog een paar keer. Ik ga maar af en toe rugcrawlen. Dat is toch weer andere beweging met de benen. De kramp komt nu gelukkig niet meer terug.
Ondertussen zijn we onder de T27 door en naderen we langzaam de eerste huizen aan de Heicop. Daar is papa al, hoor ik Annelies tegen Bart zeggen in een van de volgbootjes. Dat is natuurlijk balsem op het vermoeide lijf. Nog een paar honderd meter. Ik kan de witte brug nu ook echt zien. Snellere zwemmers staan aan de kant aan te moedigen. Gaaf. En dan tik ik aan, ruim vier minuten na het gehoopte uur. Met wind mee had ik het vast gehaald. Als het volgend jaar weer westenwind is, kunnen we dan niet andersom zwemmen? Maar misschien moet ik gewoon iets meer trainen. Drie keer een kilometer is wellicht te weinig en zorgt ook voor kramp.
Voorzichtig klim ik de ladder op. De kuiten protesteren, maar ik red het om op de kant te komen. Thuis een lekkere warme douche en op naar de prijsuitreiking. Die is helaas net achter de rug als ik binnenkom. Het is net als met fietsen: als je achteraan fietst, staat iedereen bovenop de berg op je te wachten en stapt weer op zodra aansluit. Dan maar aan het bier.
Het was weer een fantastisch evenement. Vorig jaar in de regen in een volgbootje en nu in de zon als deelnemer. Hulde aan de organisatie. Het liep gesmeerd. Alleen maar deelnemers met een grote glimlach zien rondlopen. Behalve die arme Chris. Hij wist nog niet dat bestuursleden van de LbnK altijd een beetje achteraan zwemmen.
Rubberen Robbie